Na twee jaar beslist UWV over de mate van arbeidsongeschiktheid van uw werknemer. Dit vertaalt zich in een WIA-uitkering: de keuze bestaat uit een WGA- of IVA-uitkering. Krijgt uw werknemer een WGA-uitkering toegewezen? Dan worden de kosten hiervan tien jaar toegerekend aan u als werkgever. Gezien de hoge kosten is het de moeite waard om te controleren of de mate van arbeidsongeschiktheid juist is vastgesteld.
Hoe werkt de keuze voor een WIA-uitkering in de praktijk? Ondanks intensieve begeleiding van zijn werkgever en een specialist, lukt het Fred niet om binnen twee jaar te re-integreren op de arbeidsmarkt. De loondoorbetalingsverplichting van zijn werkgever eindigt en Fred vraagt een WIA-beoordeling aan. UWV onderzoekt dan de mate van arbeidsongeschiktheid en op welke WIA-uitkering hij recht heeft.
Fred verdiende € 40.000 bruto per jaar. UWV stelt vast dat hij met andere gangbare arbeid nog € 8.000 kan verdienen; zijn restverdiencapaciteit. De verwachting is dat hij binnen een paar jaar herstelt. Dit betekent dat Fred in de WGA 80-100% valt. Hij ontvangt daardoor een WGA-uitkering van 70% van zijn laatste inkomen.
WIA-uitkering: WIA scenario’s analyseren
De WIA-beoordeling van Fred ligt op een belangrijke grens. Mocht hij toch in aanmerking komen voor de andere WIA-uitkering (IVA), heeft dit zowel voor Fred als voor zijn werkgever grote financiële gevolgen. Er zijn twee scenario’s denkbaar:
Scenario 1
UWV schat in dat Fred kans heeft op herstel, maar dit is echter een inschatting. Mocht een deskundige aantonen dat Fred niet meer gaat herstellen in de toekomst, dan is er sprake van duurzame arbeidsongeschiktheid. Dan wordt de IVA-uitkering van toepassing (80% of meer duurzaam arbeidsongeschikt). Dit betekent dat Fred een hogere uitkering ontvangt, namelijk 75% van zijn laatste inkomen. Daarnaast bespaart zijn werkgever ook veel geld. De kosten van een IVA-uitkering worden namelijk niet toegerekend aan de werkgever.
Scenario 2
Het tweede scenario is kijken naar de restverdiencapaciteit. Dit wordt berekend op basis van drie functies die Fred, gezien zijn mogelijkheden en beperkingen, nog kan uitvoeren. Stel dat wordt aangetoond dat Fred nog andere functies kan uitvoeren, waarmee hij meer verdient? Dan verandert zijn restverdiencapaciteit bijvoorbeeld van € 8.000 naar € 10.000, dit betekent dat zijn arbeidsongeschiktheidspercentage van 70% naar 75% gaat.
Dan is de regeling WGA 35-80% van toepassing. Bij deze regeling ontvangt Fred alleen de eerste periode (maximaal 2 jaar) een uitkering van 70% van zijn laatste inkomen. Daarna daalt de uitkering naar 50,75% van het minimumloon. Omdat de uitkering significant lager is, is ook de financiële toerekening aan de werkgever lager.
Kritische blik op de beslissing WIA-uitkering
Een kritische blik op de twee vormen van een WIA-uitkering is dus altijd nuttig. Zowel voor u als werkgever als voor uw arbeidsongeschikte werknemer. De arbeidsdeskundige van UWV bepaalt de restverdiencapaciteit op basis van drie functies die iemand kan vervullen. Toch kunt u hier op meerdere manieren naar kijken. Daarom is een ‘second opinion’ van een andere specialist verstandig.